28 februari 2017

Van Verzorgingsstaat naar Participatiesamenleving bij gemeenten (bijdrage van Bert Versteeg)

” Van Verzorgingsstaat naar Participatiesamenleving bij gemeenten. ” 

Daar had de koning het over in zijn eerste troonrede. Ik voelde een schok door mij heen gaan. Werd ik steeds afhankelijker van de goedheid van mijn omgeving? Ook ik voelde even een beetje angst opkomen. Werd ook ik een beetje door de overheid in een afhankelijke positie gebracht? Het gekke was dus dat ik niet gelijk dacht dat een samenleving pas een samenleving is als we ook oog voor elkaar proberen te houden.  Dat was bij mij pas de tweede gedachte.
De veel gehoorde kloof tussen burger en politiek heeft volgens mij vooral te maken met het feit dat een steeds groter wordende groep burgers zich niet gehoord voelt over hun maatschappelijke angsten. “We zijn bang voor de migranten. We zijn bang om werkloos te worden of te blijven. We zijn bang voor ons inkomen. We zijn bang dat onze buurt verslechtert omdat …. Enzovoort”. De politiek kan dan objectief wel vaststellen dat die angsten onterecht zijn, maar de gevoelens zijn en blijven echt.  Overigens lijkt dit een verschijnsel te zijn dat zich door de tijd heen herhaalt, een tijdje na een economische crisis. Maar daarmee kan je het als politiek niet afdoen. Je moet er wat mee.
Wil je deze veranderende houding van mensen serieus nemen, dan moet volgens mij de houding van het politieke bestuur (raad en college) fundamenteel wijzigen zodat het vertrouwen in de vertegenwoordigende democratie weer langzaam kan gaan groeien.

En tot overmaat van ramp kondigt de politiek na een tijdje, ik neem aan met de beste bedoelingen, daadwerkelijk de participatie af. In een tijd van forse ingrepen in begrotingen voelt iedereen dat het niet alleen om maatschappelijke betrokkenheid en samenhang gaat maar ook om bezuinigingen. En dan wordt participatie het opdringen van overheidstaken aan burgers. En dus ook aan die burgers die zich niet gehoord voelen over hun maatschappelijke angsten. De emmer gaat steeds meer overlopen.

Volgens de dikke Van Dale betekent participeren: deelhebben in; deelnemen aan, meedoen aan. Participeren is dus niet “overnemen” maar, in ons geval, meedoen met de overheid.

Participatie door de samenleving betekent voor mij dat er taken zijn die tot nu toe helemaal door de gemeente gedaan werden maar waaraan burgers en bedrijven nu zelf invulling mogen geven met ondersteuning van de gemeente. Daarbij moet wat mij betreft, wel onderscheid gemaakt worden tussen   burgers/organisaties die ook in staat zijn om dat werk over te nemen en mensen/organisaties die dat om welke reden dan ook niet kunnen. Het kan en mag niet gaan om het over de schutting gooien van gemeentelijke taken en het verplicht uitvoeren van overheidswerkzaamheden. Voorbeeld van in mijn ogen slechte participatie: er moet bezuinigd worden op onderhoud van de openbare ruimte en de gemeente verordineert dat de bewoners hun eigen stoepje vrij van onkruid moeten houden.
Wie het wil mag natuurlijk binnen kaders die taak overnemen. Maar men moet altijd terug kunnen vallen op de overheid. Voorbeeld: in buurt A willen een aantal inwoners een stukje openbare ruimte inrichten als speelterrein voor kinderen. Als daar geen echte inhoudelijke bezwaren tegen zijn, zouden zij dat moeten kunnen doen. De gemeente levert bijvoorbeeld de materialen en begeleiding, de mensen voeren het uit en zorgen ook, voor zover mogelijk, voor het langjarig onderhoud. Menig bestuurder hoor ik al zeggen dat dit project niet in de planning zit en dat er dus geen geld voor is. Dat is voor mij ook de houding die uitstraalt dat de politiek er  niet is voor de burger maar dat de burger zich maar moet schikken naar de politiek.

Een werkwijze die open staat voor ideeën en wensen van de eigen inwoners of bedrijven, vereist dus bovenal en allereerst een niet betuttelende overheidshouding. De grondhouding zal er een moeten zijn van: akkoord met het idee tenzij een breder belang belangrijker is. Dat vereist natuurlijk ook minder gedetailleerde regels. Uitgangspunt is vertrouwen. Het zal een continue afweging voor de politiek moeten zijn of iets in het algemeen belang wel of niet geregeld moeten worden in een verordening. Het begint wat mij betreft dus bij de politiek. En natuurlijk gaan er dan dingen fout maar dat gebeurt ook met gedetailleerde regelingen.
Ik begrijp dat een dergelijke werkwijze van de overheid niet van de ene op de andere dag als bij toverslag ingevoerd kan worden. En dan al helemaal niet gaan roepen: wij hebben besloten tot participatie en u burger doet het maar. Altijd hoorde en hoort het credo van de overheid te zijn: wij zijn er voor jullie en jullie zijn er niet voor ons. Wilt of kunt u niet participeren dan zal de overheid het doen maar dat kost wel geld en dat zal de gemeenschap op moeten brengen want er staan geen bomen met gratis geld in onze gemeente. Zo betrek je ook nog eens de bevolking en laat je zien waarom en waarvoor er belasting betaald moet worden.

Als de politiek serieus het voortouw wil nemen bij deze houdingsverandering dan zal bovendien de bedrijfsvoering van de organisatie daaraan aangepast moeten worden. Als je vindt dat de burger centraal staat, moet je bijvoorbeeld ook bereid zijn als organisatie te werken buiten de nu gangbare kantooruren en/of op een andere plaats dan het gemeentehuis/gemeentekantoor. Zo zie ik te vaak openings- en bereikbaarheidstijden die onvoldoende passen bij veel burgers. Die andere werkhouding en werkwijze heeft overigens ook andere maatschappelijke voordelen zoals minder kinderopvang voor betreffende ambtenaren, buiten de spits reizen en dergelijke. De politiek moet overigens niet alleen vertrouwen hebben in de samenleving maar ook vertrouwen hebben in de goed opgeleide en ingewerkte ambtenaren. Niet alleen technisch goed opgeleid maar ook goed weten wat er in een overheidsorganisatie, die er is voor de samenleving, van je verwacht wordt. Als het bestuur goede kaders meegeeft kunnen die kundige ambtenaren de taak uitvoeren. Je hebt geen managers in het middenkader nodig om de vraag te beantwoorden HOE de doelen gerealiseerd moeten worden.  Een directie die op basis van de politieke kaders de doelen en de normen bepaalt zal doorgaans meer dan voldoende moeten kunnen zijn. Is dat vrijheid-blijheid voor de ambtenaren? Zeker niet, mits er daadwerkelijk gestuurd wordt op de eigen verantwoordelijkheid van de ambtenaren die weten dat zij “dienaren van het volk” zijn. Ambtenaar zijn is in mijn ogen veel meer dan aanwezig zijn, regels toepassen en maandelijks uitkijken naar je salaris.
Heb je de “managers” niet meer nodig? Waarschijnlijk wel maar dan meer als de senior deskundige.

© Bert Versteeg, PvdA Berg en Dal