De fiets, de fiets, en anders niets.
Dat zei Joop Zoetemelk, winnaar van de Tour de France in 1980.
Zo eenzijdig als hij op fietsen gericht was, moeten wij natuurlijk niet zijn in Berg en Dal. In onze gemeente verplaatsen we ons op veel manieren, niet alleen met de fiets. Toch is het hard nodig dat we onze woonwijken even door de bril van de fietser bekijken, of die van de voetganger. Waarom? Omdat je alleen dan ziet dat we normaal gesproken – zonder dat we het door hebben – óók een eenzijdige bril op hebben: die van de automobilist. En dat heeft grote gevolgen.
Hoe wij van A naar B gaan (het thema ‘mobiliteit’) heeft namelijk een enorme invloed op onze gezondheid en op onze leefomgeving. Mensen die hun alledaagse tochtjes te voet of op de fiets doen, verplaatsen zich niet alleen: ze bewegen bovendien. En dat is gezond. De gemeente moet er voor zorgen dat iedereen die dat wil, moet kunnen wandelen en fietsen zonder gevaar en ongemak, over veilige en goede wegen.
Die wegen vormen een groot onderdeel van de plek waar wij – volwassenen, kinderen en ouderen – leven. Dat doe je immers in de wijk. Maar kijk eens goed naar die wijk, en je zal zien dat de openbare ruimte op de eerste plaats voor auto’s is ingericht.
Waarom is dat zo? Waarom leggen we in woonwijken eerst wegen voor auto’s aan, en kijken we dan pas hoe we op smalle stoepen nog plek vinden voor voetgangers, rolstoelgebruikers en spelende kinderen? Waarom niet eerst ruimte maken voor groen, voor gezellig samenzijn en voor speeltuinen, en pas dan kijken hoe auto’s daar veilig te gast kunnen zijn?
Deze vragen stellen heeft niets te maken met “pesten van automobilisten”, en is zeker geen aanval op mensen met een auto. Het is namelijk ook in hún belang dat de omgeving van onze huizen in de eerste plaats is ingericht voor leven, niet voor rijden. Laten we die positieve boodschap uitdragen, en het leven in Berg en Dal nog beter maken.