Raadsvragen toekomst sociale teams

Ons raadslid Lesley heeft de volgende kwestie aan de orde gesteld bij het college.

Schriftelijke politieke vragen over de toekomst van de sociale teams

Er zijn al meerdere vragen gesteld over het Sociaal team in verband met recente ontwikkelingen. Met name over de accommodatie van het sociale team/de sociale teams(?).
Wij willen echter verder inzoomen op de toekomst. En proberen duidelijkheid te krijgen over de bij ons ontstane (en veelal om ons heen gehoorde) onduidelijkheid over de toekomst van ons gemeentelijk beleid met betrekking tot de sociale teams.

1. Verzelfstandiging sociale teams.
   Wat is precies de stand van zaken ten aanzien van de verzelfstandiging van de sociale teams. De vorige wethouder was hiervan geen voorstander, dit in tegenstelling tot de schrijver van het evaluatierapport over onze toegangspoort.
   Gaat het om slechts een afbakening van de positie t.o.v. het gemeentelijk apparaat of ook om inhoudelijke verzelfstandiging?
   Wat betekent de verzelfstandiging met betrekking tot de bevoegdheden t.a.v. de doorverwijzing en de zelfstandige oplossing van casussen?
2. Financiële verantwoording.
   Wat is nu precies concreet (ook in relatie tot voorgaande onder 1) de opdracht aan de teams wat betreft financiële verantwoording/financieel bewustwording?
   En wat zijn de eventuele consequenties hiervan voor de daadwerkelijke zorg?
3. Evaluatierapport.
   In het evaluatierapport van de toegangspoort zijn vele zaken aan de orde gekomen. Ook over de verschillen tussen de 4 teams. Ook met betrekking tot de preventie en integraliteit van de aanpak. Uitgangspunten – ook voor de transitie – voor zorg dicht bij de burger.
   Welke maatregelen zijn inmiddels genomen om de best practices over te nemen?
   Is het terugbrengen van het aantal sociale teams van 4 naar 2 er één van?
   Wat zijn de redenen voor deze herschikking geweest? Zijn er nog andere veranderingen door gevoerd?
4. Zichtbaarheid sociale teams.
   In veel gesprekken in onze gemeente (o.a. bij de discussies over dorpsagenda’s) is de zichtbaarheid van de sociale teams een terugkerend thema.
   Staat de huidige ontwikkeling, het concentreren van de sociale teams op een locatie daar niet haaks op en staat die beweging niet op gespannen voet met ‘de zorg dicht bij de cliënt’, de terugkeer van de ‘wijkzuster’ als zichtbare spil in onze eerstelijns zorg? Wat is hiervan de beleidsmatige afweging geweest?
5. Uitgangspunten.
   Worden de uitgangspunten van de toegangspoort uit het verleden nu losgelaten en veranderd en zo ja op welke punten, waarom en met welk doel?
6. Pro-actieve informatie.
   Er bestaat een afspraak tussen raad en college dat de raad minimaal half jaarlijks, pro-actief wordt bijgepraat over de ontwikkelingen op het sociaal terrein, met name over de transitie die is ingezet. Bestaat die afspraak nog en hoe denkt het college die gestand te doen?
7. Terminologie.
   Er bestaat onduidelijkheid over de term ‘Sociaal Team’. Zou het college dit misverstand uit de weg kunnen helpen. Dit leidt tot veel verwarring. Het sociale team is immers niet de afdeling, maar de toegangspoort tot zorg.