In de tijd dat Lodewijk Asscher wethouder was in Amsterdam dreigde er een staking van de vuilnisophalers voor een betere cao.
De staking zou net in de periode vallen van de herdenking van 4 en 5 mei, en vlak daarna zou de Giro d’Italia in Amsterdam van start gaan. Er werd gevreesd voor chaos met al dat vuilnis op staat en misschien ook voor verstoring van de openbare orde. Het gemeentebestuur moest daarom naar de rechter stappen.De dag voordat de rechter uitspraak moest doen, vroeg Lodewijk aan zijn vader of hij wist hoe hij moest reageren als de rechter vonnis had gewezen.
‘In alle gevallen moet de kern zijn dat je het “jammer” vindt’, zei zijn vader, die oud-jurist was.
‘Jammer?’, vroeg Lodewijk.
‘Als de rechter de gemeente gelijk geeft, dan zeg je dat je aan de ene kant natuurlijk blij bent dat mogelijke problemen zijn voorkomen. Tegelijkertijd zeg je dat het wel heel “jammer” is dat vuilnismannen niet van hun recht op staken gebruik kunnen maken.‘
‘En als de rechter uitspreekt dat de staking door mag gaan, dan zeg je weer “jammer”, want je had de burgers graag de overlast willen besparen. Tegelijkertijd zeg je dat je blij bent met het recht van staken en begrip hebt voor de eisen.‘
Soms kom je als politicus voor lastige keuzes (tussen hoofd en hart) te staan.
Je kunt altijd “jammer” zeggen en het vervolgens goed proberen uit te leggen.