Ons raadslid Lesley heeft de volgende kwestie aan de orde gesteld bij het college.
De Visie en het beleid met betrekking tot personen met verward gedrag is aan het veranderen. Raadsleden hebben aan het einde van de vorige raadsperiode kennis kunnen nemen van de visie die is ontwikkeld door de VNG commissie Dannenberg. Het Aanjaagteam Verwarde Personen olv Spies (VNG) heeft bouwstenen ontwikkeld t.b.v. gemeenten om op lokaal niveau vorm te geven aan die nieuwe visie. De kern van de verandering is dat de betrokkenheid van de politie wordt afgebouwd en dat de sociale teams en zorginstellingen een en ander moeten (gaan) opvangen en verbeteren.Schriftelijke politieke vragen over Personen met verward gedrag
De groep personen met verward gedrag is omvangrijk. In onze gemeente is het aantal meldingen door de politie ook behoorlijk toegenomen. De meeste cijfers hebben we onlangs ontvangen. Ook hebben diverse partijen uit onze raad de afgelopen tijd regelmatig hun zorgen hierover uitgesproken met name met het oog op de veiligheid en de ordehandhaving.
De aard en ernst van de problematiek gedrag varieert. Wanneer begeleiding, ondersteuning en/of zorg noodzakelijk is dan dient die daarop afgestemd te worden. Vaak is dat iets anders dan repressie.
Voor de PvdA is dit een belangrijk onderwerp omdat het raakt aan al onze principes: een inclusieve samenleving waarin iedereen meedoet en goed en veilig woont in veilige buurten, waarin goede zorg voor iedereen dichtbij is en waar we naar elkaar omzien.
Ook raakt het aan ons beleid met betrekking tot gemengde wijken en het toewijzingsbeleid van woningen. Bovendien zijn wij trots op onze traditie van – en ervaring met – een ruimhartige opvang van veel mensen ‘met een rugzakje’, en dat willen we nog lang zo houden!
De fractie van de PvdA zoekt daarom naar een betere aanpak. Met het oog op een vroege oriëntatie daarop stellen wij nu (al) de volgende vragen
1. De doelgroep personen met verward gedrag:
Vraag: Welke indeling maakt u t.a.v. aard en ernst van verward gedrag?
Antwoord: Wij hebben geen indeling beschreven voor de gemeente Berg en Dal. We sluiten aan bij de omschrijving van het Schakelteam personen met verward gedrag*. Het kunnen mensen zijn die:
- geen last veroorzaken maar wel persoonlijk leed kennen;
- hulp of zorg nodig hebben, overlast veroorzaken maar niet gevaarlijk zijn;
- eerder in aanraking zijn geweest met strafrecht of specialistische (gedwongen) zorg;
- of mensen met een strafrechtelijke titel, die (forensische) zorg nodig hebben.
Vraag: Met welke aantallen cliënten hebben wij te maken gehad in de afgelopen jaren volgens deze indeling?
Antwoord: We registreren onze cliënten niet volgens deze indeling. Op dit moment kunnen wij u vanuit het registratiesysteem van politie alleen de totalen geven van het aantal zogenaamde E33 meldingen overlast door verward/overspannen persoon. Hieronder een overzicht:
Vraag: Welke prognose hebt u voor de komende 4 jaren periode?
Antwoord: Landelijk is het aantal meldingen van personen met verward gedrag in 2018 toegenomen. Dit geldt ook voor het aantal incidenten in Oost Nederland. Het aantal incidenten steeg landelijk 8.3% ten opzichte van 2017. In Oost Nederland steeg het aantal incidenten met 8%. Per gemeente zien wij uitschieters naar boven en beneden. Dit zegt niets over het aantal verwarde personen. Eén persoon kan meerdere meldingen veroorzaken. Ook de aanwezigheid van instellingen binnen een gemeente heeft een groot effect op het aantal incidenten.
Vraag: Welke type zorgvoorziening past bij deze indeling van cliënten?
Antwoord: Het Schakelteam personen met verward gedrag heeft geconcludeerd dat preventie en vroegsignalering op wijkniveau prioriteit hebben, net als het bieden van proactieve ondersteuning en zorg in de directe omgeving. Het uitbreiden en versterken van integrale wijkteams blijft hiervoor volgens het Schakelteam personen met verward gedrag onverminderd noodzakelijk, zodat mensen tijdig kunnen worden begeleid naar passende zorg om eventuele escalatie te voorkomen. Tevens wordt ingezet op het verbeteren van de inzet van risicotaxatie-instrumenten om het veiligheidsrisico van een persoon die verward gedrag vertoont beter in te kunnen schatten.
2. Vroegtijdige signalering van personen met verward gedrag:
Vraag: Hoe wordt invulling gegeven aan de vroegtijdige signalering?
Antwoord: Inwoners met een psychische kwetsbaarheid moeten kunnen rekenen op een netwerk van zorg en ondersteuning, dat hen zo veel als mogelijk in staat stelt om zelfstandig te wonen en te participeren in hun woonomgeving (basisvoorzieningen op peil). Hiervoor zijn/worden lokaal en regionaal een aantal zaken georganiseerd zoals:
- Meldpunt voor inwoners en beroepskrachten
- Standaardgebruik crisiskaart/hulpkaart
- Afspraken over regievoering
- Gemeenschappelijke toolset voor regie
- Deskundigheidsbevordering. Deze is gericht op het voorkomen van en het omgaan met psychische problemen/verward gedrag. En wordt gegeven aan inwoners, vrijwilligers en beroepskrachten. Een voorbeeld is de training eerste hulp bij psychische problemen: de (Mental Health First Aid (MHFA)-training. Deze is in diverse wijken geboden aan o.a. buurtbeheerders, bibliotheek, beveiliging, medewerkers winkelcentrum, opbouwwerk, wijkagenten.
- Gebruikmaken van ervaringsdeskundigen
- Randvoorwaarden informatie delen
- Pilot Wijkgerichte GGZ (Berg en Dal)
Vraag: De wijkagenten hebben een groot inzicht in het verschijnsel verward gedrag in de wijk. Hoe wordt dat inzicht overgedragen en ingezet bij de zorginstellingen?
Antwoord: Zowel politie als Pluryn, Iriszorg, Pro Persona, Meldpunt Bijzondere Zorg en woningcorporaties zijn aangesloten bij ons gemeentelijke regieteam, daar vindt dus afstemming plaats. Politie en Pluryn hebben ook bilateraal overleg over operationele zaken.
3. Wie verzorgt de melding?
Vraag: Kunnen mantelzorgers, buurtgenoten, vrienden en familieleden melding maken van personen met verward gedrag?
Antwoord: Ja, dat kan. We gaan er van uit dat u hier een situatie bedoelt waarin geen politie wordt gebeld. Inwoners kunnen wanneer zij zich zorgen maken bellen met onze afdeling sociaal team. Ook kunnen zij contact opnemen met het Meldpunt Bijzondere Zorg. Dit meldpunt is ondergebracht bij de GGD en is er voor burgers en beroepskrachten.
Vraag: Welke instellingen en functionarissen kunnen daarop aanvullend signalen opvangen en melding maken?
Antwoord: Een medewerker van het Meldpunt staat de melder telefonisch te woord. Hij/zij vraagt door op de situatie: wat zijn de zorgen? Is er een crisiskaart? Welke zorg of ondersteuning is al geboden? En welke is op dit moment nodig? Als er al hulpverlening betrokken is, neemt de meldpuntmedewerker contact op met deze hulpverlener(s). Is er nog geen hulpverlening betrokken, dan regelt de medewerker dit zo snel mogelijk. Hiervoor schakelt hij/zij het regieteam of Interventieteam in.
Het Interventieteam OGGZ (openbare geestelijke gezondheidszorg) bestaat uit verschillende experts, zoals een psychiater, sociaalpsychiatrisch verpleegkundige en verslavingsarts. De hulp richt zich op (psychisch) kwetsbare burgers met vaak complexe problemen.
Het Meldpunt en het interventieteam werken intensief samen met andere partners die betrokken zijn bij deze mensen: woningcorporaties, politie, gemeente, pastoraal werk, sociale teams/regieteam en huisartsen.
Vraag: Hebt u hierover al afspraken gemaakt?
Antwoord: Bovenstaande maakt onderdeel uit van onze afspraken met de GGD.
4. Wat is de betrokkenheid van Meldpunt voor personen met verward gedrag en het Sociaal Wijkteam?
Vraag: Welke deskundigheid bepaalt de aard en ernst van het gesignaleerde verward gedrag?
Antwoord: Het door het Meldpunt ingeschakelde Interventieteam OGGZ (openbare geestelijke gezondheidszorg) bestaat uit verschillende experts, zoals een psychiater, sociaalpsychiatrisch verpleegkundige en verslavingsarts.
Vraag: Wordt ook voorzien in een triage om de mate van urgentie te bepalen?
Antwoord: Een medewerker van het Meldpunt staat de melder telefonisch te woord. Hij/zij vraagt door op de situatie: wat zijn de zorgen? Is er een crisiskaart? Welke zorg of ondersteuning is al geboden? En welke is op dit moment nodig? Als er al hulpverlening betrokken is, neemt de meldpuntmedewerker contact op met deze hulpverlener(s). Is er nog geen hulpverlening betrokken, dan regelt de medewerker dit zo snel mogelijk. Hiervoor schakelt hij/zij ons regieteam en/of het Interventieteam in.
Vraag: Welke norm doorlooptijden hanteert u bij dit deel van het traject tot aan het gebruik kunnen maken van een voorziening?
Antwoord: Er zijn geen normtijden voor de doorlooptijd van de melding bij het Meldpunt tot eventuele zorginzet. Een melding hoeft niet te leiden tot de inzet van zorg of de inzet van een voorziening door de gemeente.
Wanneer het meldpunt verwacht dat een Wmo/Jeugd-voorziening een oplossing kan bieden is er contact met ons sociaal team/regieteam. Onze norm voor de doorlooptijd bedraagt maximaal zes weken voor het onderzoek en aansluitend maximaal twee weken voor het besluit op de aanvraag. Het onderzoek en de aanvraag worden zo binnen acht weken afgerond.
Vraag: Zijn deze schakels in de keten met betrekking tot deze cliënten voldoende operationeel en van goede kwaliteit? Wordt de casus door het meldpunt gevolgd?
Antwoord: De meldpuntmedewerker en ons regieteam schakelen met elkaar en lopen samen op. De meldpuntmedewerker laat los als de melding zorgvuldig is overgedragen naar passende zorg.
5. Laagdrempelige voorziening:
Vraag: Welke locaties hebt u aangemerkt voor laagdrempelige opvang (inloop en/of dagbesteding/-opvang) voor deze cliënten?
Antwoord: Zowel lokaal als regionaal zijn er verschillende mogelijkheden voor laagdrempelige opvang (inloop en ontmoeting en/of dagbesteding). Denk voor lokale opvang aan Op de Paap, de Paulus Potterweg en Millingen aan de Rijn waarbij Plurijn, RIBW en Forte Welzijn nauw samenwerken. We hebben hiervoor overeenkomsten en afspraken met een tiental aanbieders die lokaal en/of regionaal opereren. Niet alle vormen van laagdrempelige opvang vallen overigens onder de gemeentelijke (lees: Wmo) verantwoordelijkheid. Deze kunnen ook gefinancierd zijn vanuit de Wet Langdurige Zorg als het voor cliënten met zware (Wlz-) problematiek bedoeld is.
Vraag: Hoe beoordeelt u de spreiding en de kwaliteit van deze opvang?
Antwoord: Deze beoordelen we als goed. We weten wie er gebruik van maakt. Maar we weten niet wie het nodig heeft en er geen gebruik van maakt.
Vraag: Hoe bewaken wij een integrale aanpak in onze gemeente, samenwerking tussen de verschillende instanties en de veiligheid van deze cliënten en de wijk?
Antwoord: Alle betrokken partners maken onderdeel uit van het gemeentelijk regieteam, van daaruit lopen er ook lijntjes/afspraken met regionale instanties zoals meldpunt bijzondere zorg, veilig thuis en veiligheidshuis. Medewerkers van het regieteam trekken in individuele situaties samen op met de partners en ondersteunen.
6. Specialistische voorziening:
Vraag: Hoe wordt voorzien in specialistische zorg voor deze cliënten?
Antwoord: Specialistische zorg kan vanuit de Wmo worden ingezet door sociaal team/regieteam. Ook daarvoor zijn contracten afgesloten.
Vraag: Zijn er knelpunten bij de doorstroming en/of samenwerking?
Antwoord: Er ontstaat soms druk op de keuze voor inzet van reguliere of specialistische begeleiding.
Vraag: Is sprake van goede afstemming bij de aansturing (WMO, WLZ, zorgkantoor)?
Antwoord: Er is op regionaal niveau afstemming met de zorgverzekeraars en zorgkantoor.
7. Financiën:
Vraag: Hoeveel budget hebt u opgenomen in de begroting voor het geheel van zorg voor personen met verward gedrag?
Antwoord: We hebben binnen de begroting geen middelen die specifiek geoormerkt zijn voor de zorg voor personen met verward gedrag.
Vraag: Komen nog aanvullende middelen beschikbaar van het Rijk naar lokaal niveau binnen de WMO en/of WLZ?
Antwoord: Nee. Het ziet er naar uit dat we eerder minder dan meer middelen krijgen voor de taken die we moeten uitvoeren.
Per 2021 gaat het nieuwe verdeelmodel gelden. In dat jaar krijgen we namelijk zelf de financiële middelen voor Beschermd Wonen en Maatschappelijke opvang. Nu krijgt Nijmegen als centrumgemeente de rijksmiddelen. Een eerste concept van het financieel verdeelmodel is onlangs vrijgegeven. Hieruit blijkt dat wij er als regio (Regio Rivierenland en regio Nijmegen samen) circa 14 miljoen op achteruit gaan.
Vraag: Zijn deze budgetten toereikend om een goed werkend zorgsysteem te ontwikkelen t.b.v. deze cliënten? Denk daarbij ook aan pro-actief ontwikkelen, opleiding en scholing.
Antwoord: Nee. De middelen die we van het rijk krijgen zijn niet toereikend. Wij gaan een plan van aanpak maken. Daarvoor zijn mogelijk middelen nodig. Dan komen we bij u terug.